Groenlandse walvis
Door Blendeff.be
Groenlandse walvis
Eén van de meest imposante stukken uit het Museum voor Dierkunde is het skelet van de Groenlandse Walvis (Balaena mysticetus). Met zijn lengte van meer dan vijftien meter domineert het skelet het hele museum. Sinds zijn aankomst in Leuven in maart 1868 is het één van de trekpleisters van het Museum.
blendeffDe Groenlandse Walvis onderscheidt zich van andere walvissoorten door de enorme kop en het relatief korte lichaam. De kop neemt meer dan een derde van de totale lichaamslengte in. De soort behoort tot de balein- of baardwalvissen. Baleinwalvissen bevatten aan de bovenkaken rijen baleinplaten. Hiermee zeeft het dier plankton en kleine kreeftachtigen uit de zee. De baleinen werden vroeger gebruikt voor het maken van paraplu’s, korsetten en hoepelrokken. De baleinen zijn bij de Leuvens walvis niet op het skelet bevestigd. Ze worden in een aparte kast tentoongesteld.
De Leuvense walvis werd aangekocht door Pierre-Joseph Van Beneden (1809-1894), hoogleraar vergelijkende anatomie en directeur van het universiteitsmuseum voor dierkunde. Van Beneden was een internationaal erkend expert in het walvisonderzoek. Via zijn internationale netwerk dat zich uitstrekte van Parijs tot Sint-Petersburg, wist hij heel wat walvisskeletten naar Leuven te halen. In 1886 telde het Museum niet minder dan zevenenvijftig soorten waarvan het volledige skelet of enkele onderdelen werden bewaard.
De Groenlandse Walvis van het museum werd in november 1867 gevangen nabij Holsteinborg (Sisimiut) voor de zuidelijke westkust van Groenland en overgedragen aan het Museum voor Dierkunde in Kopenhagen. Het is een vrouwelijk, volwassen exemplaar. De Deense hoogleraar Johannes Theodor Reinhardt (1816-1882) bemiddelde om het skelet aan de Leuvense universiteit af te staan. Skeletten van Groenlandse walvissen waren erg zeldzaam. Hoewel er elk jaar duizenden werden afgemaakt, werd nooit een volledig skelet bewaard. Walvisjagers verwerkten hun vangst op zee en lieten de onverwerkte delen achter. Op het moment dat Van Beneden het walvisskelet aankocht, waren er in Europa slechts een handvol volledige skeletten van een volwassen Groenlandse walvis bekend. Ze werden bewaard in Kopenhagen, Brussel, en Londen.
Voor de studie van noordelijke walvissen waren onderzoekers afhankelijk van walvisvaarders en visserij-inspecteurs om hen de kadavers ter beschikking te stellen. Voor walvissen in meer zuidelijke wateren gebeurde het regelmatig dat een exemplaar aanspoelde aan de kust. Dat gebeurde in 1869 in de buurt van Vlissingen, waar een blauwe vinvis (Balaenoptera musculus) was aangespoeld. Pierre-Joseph en zijn zoon Edouard spoedden zich naar Terneuzen waar ze het rottende kadaver konden onderzoeken en de beenderen vrijmaken. De geur was, zelfs voor een doorwinterde anatoom als Van Beneden, niet te harden. Het kadaver werd per trein naar Leuven overgebracht. Van Beneden schreef dat nog dagen later de geur van rottend vlees was waar te nemen in elk station waar de trein was voorbij gekomen.
In 1880 publiceerde Pierre-Joseph Van Beneden samen met zijn Parijse collega Paul Gervais het rijk geïllustreerde standaardwerk Ostéographie des Cétacés vivants et fossiles. Om hem te eren werd in 1864 een vinvissoort, de Balaenoptera Benedenia, naar hem genoemd. Tegenwoordig wordt de soort echter aangeduid als Balaenoptera physalus (‘gewone vinvis’).
Tekst en afbeeldingen: Groenlandse Walvis